Gepost op

Kille mist. Het Nederlandse notariaat en de erfenis van de oorlog – 20 december 2016

Kille mist. Het Nederlandse notariaat en de erfenis van de oorlog

De geschiedschrijving van de Holocaust in Nederland begint, zo zou je kunnen zeggen, met de monografie van Abel J. Herzberg (Kroniek der Jodenvervolging). Later gevolgd door de studie van J. Presser (Ondergang) en Loe de Jong in verschillende delen van Het Koninkrijk. In vergelijking met het buitenland heeft de Nederlandse geschiedschrijving over de Jodenvervolging relatief snel plaatsgevonden. Daarna is het stil geworden ten aanzien van de geschiedschrijving van de Nederlandse Sjoa als totaalgeschiedenis. Natuurlijk zijn er veel memoires gepubliceerd, maar die worden in de geschiedschrijving soms argwanend bekeken. Na de hoge heren van de Holocaust (Herzberg, Presser en De Jong) was het de tijd voor verdieping en wetenschappelijk onderzoek. Er verschenen gedetailleerde studies naar het openbaar bestuur tijdens de bezetting (Peter Romijn, Burgemeesters in oorlogstijd), het functioneren van de politie (Guus Meershoek, Dienaren van het gezag en Geschiedenis van de Nederlandse politie en Frank van Riet, Handhaven onder de Nieuwe Orde: de politieke geschiedenis van de Rotterdamse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog), de Nederlandse advocatuur (Joggli Meihuizen, Smalle marges. De Nederlandse advocatuur tijdens de Tweede Wereldoorlog), de rechtspraak (Derk Venema, Rechters in oorlogstijd, Cojo Jansen m.m.v. Derk Venema, De Hoge Raad en de Tweede Wereldoorlog en Wouter Veraart, Ontrechting en rechtsherstel in Nederland en Frankrijk in de jaren van de bezetting en wederopbouw), belastingen (Peter Essers, Belast verleden). Er verschenen ook belangrijke vergelijkende studies waarvan Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en België 1940-1945 van Pim Griffioen en Ron Zeller de belangrijkste is. Gerard Aalders schreef een blijvend belangwekkend boek over de ontvreemding van Joods bezit (Roof) en Chris van Heijden heeft een imponerend proefschrift geschreven (Dat nooit meer) over de doorwerking van de Tweede Wereldoorlog in ons nationaal bewustzijn en media. Deze werd op een gegeven moment gekaapt door de regelmatig terugkerende commotie en verontwaardiging over de Holocaust. Tot slot moet het geruchtmakende boek van Bart van der Boom genoemd worden: Wij weten niets van hun lot. Gewone Nederlanders en de Holocaust. Voor het gemak vergeten we vele andere boeken die ook een bijdrage aan de historiografie van de Nederlandse Holocaust hebben geleverd zoals ‘Gif laten wij niet voortbestaan’ Een onderzoek naar de overlevingskansen van joden in Nederlandse gemeenten, 1940-1945 van Marnix Croes en Peter Tammes en Jodenjacht: de onthutsende rol van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog van Ad van Liempt en Jan Kompagnie.

In de traditie van wetenschappelijk verantwoorde deelstudies past ook de nieuwe loot aan de stam: Kille mist van Raymund Schütz. Een kloeke dissertatie die er wezen mag. Maar het probleem van boeken als Kille mist is dat je van tevoren het resultaat al weet. Het is algemeen bekend, op basis van bovengenoemde studies, dat het Nederlandse bestuur al binnen veertien dagen na de capitulatie, dus eind mei 1940, overeenstemming had met de bezetter over een vergaande vorm van samenwerking. Bestuurlijke continuïteit heette het. Dus waarom zou dat voor het notariaat anders zijn? De ontrechting is in Nederland succesvol geweest en het Joods bezit is snel in andere handen over gegaan en daar heb je notarissen voor nodig, die overigens onderdeel uitmaakten van het openbaar bestuur. ‘Binnen de onzekere bestuurlijke context van mei 1940 was het enige wat de notaris kon doen: op zijn post blijven, het werk zo goed mogelijk blijven doen en hopen dat de functie van het notariaat zou blijven gehandhaafd. Met die houding volgde men de gedragslijn van alle andere functionarissen in het openbaar bestuur.’ Daarmee is de conclusie verteld. Dat wisten we al wel, maar nu ligt er een dikke pil op tafel waar niemand aan voorbij kan gaan. Het belang van het boek is dus het feit dat deze studie er nu is. Dat ook de notarissen zich schuldig hebben gemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog aan een gebrekkig ethisch normbesef, angstige, laffe, calculerende en bureaucratische spruitjesmentaliteit, ja, dat wisten we al. Het bewijs is onomstotelijk, voor wie het nog niet wist of nog niet wilde weten.

Is dit een diskwalificatie? Nee, geenszins. Integendeel zou ik willen zeggen. Een hoogtepunt in de historiografie van de Nederlandse Holocaust. Eens in de zoveel jaar verschijnt zo’n dissertatie en dat lezen we met belangstelling en plaatsen een dergelijk werk na gelezen te hebben netjes in de kast, naast de andere doorwrochte studies. Als ik dat zo schrijf, lijkt het toch dat ik een soort voorbehoud maakt, alsof er een ‘maar’ achteraan komt en dat is ook zo. Een maar die niets met het boek te maken heeft, maar met de geschiedschrijving. Boeken als Kille mist wekken in mij een verlangen op naar een goed leesbare synthese van de Nederlandse Jodenvervolging, waarin de studies van Presser en De Jong opnieuw beschreven worden met de kennis van nu. Daar zijn we hard aan toe. Maar wie durft deze handschoen op te pakken? Het is veiliger om jarenlang de diepte in te duiken, dan het werk van de grote meesters opnieuw te doen. De Nederlandse wetenschappelijke afrekencultuur zal daar misschien debet aan zijn, maar heel jammer is dat wel.

Terug naar de notarissen. De onderzoeker Raymund Schütz kan natuurlijk niet verweten worden dat hij voor dit specifieke onderwerp gekozen heeft en niet getracht heeft een plekje te bevechten naast de grote drie.

Kille mist is de publieksuitgave van een dissertatie. Zeshonderd pagina’s, een grote bladspiegel en methodologisch verantwoord. En hoewel de auteur geen groot literator is, leest het boek goed en redelijk makkelijk, zeker als je het onderwerp in aanmerking neemt.

Enkele citaten:

‘Volgens Zygmunt Bauman is de Sjoa niet een toevallig incident, maar komt deze voort uit de organisatiestructuur van modern bestuur. De rationalisering heeft geleid tot een extreme arbeidsverdeling, degenen die het beleid uitvoeren zijn voor een klein deel verantwoordelijk. Het resultaat onttrekt zich aan hun perceptie. De beroepsethiek van beambten wordt bepaald door normen van efficiëntie en de continuïteit van het proces. Een moderne bureaucratie kan met beperkte maatregelen worden getransformeerd in een systeem dat classificeert, selecteert en mensen uitsluit van het recht. Iedere bij het proces betrokken beambte kan zijn eigen aansprakelijkheid ontkennen en functioneren als een bureaucratische robot. De notariële variant van die ontkenning is gebaseerd op de lijdelijkheid en de ministerieplicht.’ p. 73.

‘…, want het Dagelijks Bestuur riep de notarissen in feite op hun persoonlijke geweten bij de ambtsuitoefening niet mee te laten wegen. De overheidsdienaar moest de maatregelen trouw uitvoeren. Indien daarvan werd afgeweken, zou er bij de bezetter twijfel ontstaan over de betrouwbaarheid van de beroepsgroep en dan kwam de bestuurlijke positie van het notariaat in gevaar.’ p. 156

‘De loyaliteit aan de bezetter was een noodzakelijke voorwaarde voor het voortbestaan van de beroepsgroep.’ … ‘Men hoopte op meer werk voor de notaris en dus meer inkomsten, maar de vraag was of die loyale houding inderdaad extra inkomsten opleverden.’ p. 157

‘De kanteling van de afwachtende houding naar een proactieve, faciliterende opstelling vond plaats in februari 1941. De belangrijkste drijfveer voor het Hoofdbestuur was toen de versterking van de bestuurlijke en financiële positie van de beroepsgroep.’ p. 158

‘De Hoge Raad wijdde twee vergaderingen aan deze zeer ernstige schending van het gelijkheidsbeginsel. Het hoogste rechtscollege ging na stemming akkoord met de maatregel [ariërverklaring], omdat men zich kon indenken dat de bezetter de Joodse ambtenaren wantrouwde en hen als tegenstander beschouwde. De nazi’s hadden de Joden immers zo slecht behandeld, dat er geen basis kon zijn voor samenwerking. Corjo Jansen, de geschiedschrijver van de Hoge Raad in de bezettingstijd, concludeert dat het rechtscollege zelden een cynischer redengeving heeft opgesteld dan in deze kwestie.’ p. 161

Het notariaat liep moeiteloos mee ‘in de bredere bestuurlijke context, want de Nederlandse overheid richtte zich tijdens de bezetting op de handhaving van de continuïteit van het openbare leven’. De onafhankelijke positie van het notariaat werd verlaten door de slaafse opvolging van de verordeningen van de Duitse bezette. In coöperatieve opstelling was ook ingegeven door de hoop op meer inkomsten voor de notarissen, hetgeen niet is gelukt. ‘Toen het notariaat werd geconfronteerd met de arisering van het Joodse vermogen, eigendommen en onroerend goed heeft het Hoofdbestuur niet beseft dat medewerking aan dergelijke maatregelen een ethisch dilemma vormde.’ p. 187

Alle notariële kerncompetenties, zoals het bewaken van de rechtszekerheid, de rechtsongelijkheid, de onpartijdigheid, onafhankelijkheid en geheimhoudingsplicht werden moeiteloos geschonden.

‘De pragmatische houding ten aanzien van de Duitse ariseringsmaatregelen van de Broederschap staat in schril contrast met de opstelling van de Belgische notarissen. Zij kozen, binnen de weerbare Belgische bestuurlijke context, eerst voor de vertragingstactiek en uiteindelijke voor weigering van medewerking aan de Duitse ariseringsmaatregelen. Maar in de Nederlandse bestuurlijke en juridische context was geen plaats voor ethische argumenten en evenmin voor toetsing aan de grondwet of aan het volkerenrecht. Het Hoofdbestuur riep de notarissen op om hun geweten uit te schakelen en om de verordeningen naar de letter en de geest van de wet uit te voeren. Morele overwegingen mochten volgens het Hoofdbestuur daarbij geen rol spelen, maar ondanks dat namen sommige individuele notarissen wel degelijk een ethisch standpunt in.’ p. 188

Een voorbeeld daarvan is notaris Kruisinga uit Vriezenveen.

Na de oorlog rest de zuivering van de beroepsgroep en het rechtsherstel. En u voelt het al aankomen. Op last van de regering in ballingschap moest het openbaar bestuur op zijn plaats blijven en bestuurlijke chaos en erger voorkomen. De notarissen hebben zich hieraan (vrijwillig en met hart voor de zaak) gecommitteerd. De verordeningen van de bezetter moesten nauwgezet gevolgd worden. En nu bij de noodzakelijke zuivering was samenwerking eerder een vorm van collaboratie! Daarnaast hadden de notarissen geld verdiend aan onder andere de gedwongen overdracht van Joods onroerend goed. De notaris was lijdelijk en conformeerde zich aan het accomoderende beleid van het openbaar bestuur en wordt nu door de minister van Justitie aangesproken op haar ‘foute’ rol en houding tijdens de oorlog. Deze schoen wringt natuurlijk. Veel notarissen, in ieder geval aanvankelijk de Broederschap, keerden zich tegen het gedwongen terugbetalen van vergoedingen die tijdens de oorlog aan Joods vastgoed zijn verdiend. Het terugbetalen betekende immers een schuldbekentenis en de ontrechting was niet de schuld van de notarissen maar van de Duitse verordeningen en het honorarium van de notaris was betaald door de koper, niet door de onteigende Joden. De ring Amsterdam keerde zich fel tegen het Hoofdbestuur. Veel andere notarissen waren ook van mening dat het passeren van deze akten principieel onjuist was geweest. En ook hier wringt weer de schoen. Want waarom hebben deze notarissen hun stem en protest niet eerder laten horen? Was men niet een beetje laf of schijnheilig? Uiteindelijk moest de Broederschap bakzeil halen. In ruil voor het restitutiebesluit kregen de notarissen immuniteit voor verdere rechtsvervolging. Hiermee heeft de minister van Justitie persoonlijk rechtstreeks ingegrepen in de rechtsgang en de vervolging van notarissen gestopt dan wel voorkomen.

‘In 1947 verzuchtte de Amsterdamse Ring van Notarissen in het jaarverslag: ‘Als een kille mist hangt in en over de kantoren klamme rechtsonzekerheid. Welke notaris vermag van na 1942 overgedragen onroerende goederen een rechtsgeldige titel te garanderen?’ p. 316

Dit betekent dat de titel van het proefschrift gaat over de rechtsonzekerheid en is dus niet zozeer een directe kwalificatie van de rol die notarissen hebben gespeeld. Dat maakt de titel enigszins onbruikbaar. Lafhartigheid en gebrek aan ethisch besef, was een betere titel geweest, maar deze titel houdt meer een moreel oordeel in.

Na de zuivering en rechtsherstel was het tijd de ethische principes van het ambt van notaris te herijken. De Eindhovense notaris mr. L.J.M. Claessens schreef hierover dat de formalisering van onrecht het grootste notariële vergrijp is, omdat de notaris de sociale plicht heeft de rechtszekerheid te bewaken. ‘Nadat Cleassens de lijdelijkheid een fabel noemde, konden notarissen zich in ethisch en juridisch opzicht niet langer daarachter verschuilen.’ De lijdelijkheid was een versteend dogma en in strijd met het moderne notarisambt. p. 431

Wat moeten we nu met de uitkomsten van de studie van Raymund Schütz? Het doel van het onderzoek was hoe het gedrag van de notarissen tijdens de bezetting zich verhield tot de eigen beroepsopvatting en het eigen ethische kader. Hierboven zijn de conclusies al genoemd: spilfunctie bij Jodentransporten, pragmatische houding, bestuurlijke continuïteit, bredere bestuurlijke context, accommodatie, lijdelijkheid, facilitering, conformisme, onmisbaarheid van het notariaat, slaafse acceptatie van arisering van de beroepsgroep, formaliseren van onrecht, meegaande houding, ontbreken van een erecode, gebrekkige beroepsethiek, opportunisme, gebrek aan empathie met Joden, grootschalige medewerking aan de ontrechting van de Joden, kille en technocratische houding, gesneuveld gelijkheidsbeginsel, robotisme, ontbreken maatschappelijk fatsoen, gebrek aan reflectie op rechtsbeginselen en beroepsethiek, kostenefficiëntie. Het staat er allemaal, en ja het is terecht, beslissingen moesten genomen worden in een repressieve omgeving. Maar welke conclusie wordt hieraan verbonden? Schütz sluit af: ‘Als de rechtstaat geweld wordt aangedaan, terwijl iedereen wegkijkt, blijft er achter de kille mist van het geformaliseerde onrecht alleen nog maar chaos over.’ Een terechte conclusie op basis van het onderzoek. Maar een gemiste kans voor open doel. Als je onderzoek doet waarbij ethisch normbesef onderwerp van het onderzoek is, mag je wat mij betreft ook een morele conclusie vellen en een aanbeveling doen voor de toekomst. Het beleid van de notarissen (en de overheid in zijn algemeen en het bedrijfsleven in het bijzonder) is mogelijk gemaakt door een principieel verkeerde beslissing en inschatting van de Nederlandse overheid. Door mee te werken met de vijand (om erger te voorkomen) is het allemaal veel erger geworden, is er meer onrecht gedaan en zitten we opgescheept met een situatie dat we momenteel al meer dan zeventig jaar met enige felheid discussiëren over de Duitse bezetting en Jodenmoord, terwijl dit anders was geweest als iedereen samenwerking met de vijand om principiële redenen zou hebben afgewezen. Een categorisch en principieel nee tegen een bezetter en onrecht zou de leidraad moeten zijn voor alle overheidsdienaren en het bedrijfsleven. Dit moet in een wet vastgelegd worden en van de daken worden geschreeuwd. Is dit een oordeel of conclusie die een historicus mag formuleren? Van mij wel. Ja, laten we het maar ronduit zeggen: door lafheid is veel ellende ontstaan. We hadden onszelf moeten dwingen dapper te zijn. Dat had de slotconclusie van het boek moeten zijn. En daarmee zijn we weer bij Loe de Jong.

Raymund Schütz doet dus bijna alles goed, maar kopt de bal krachteloos net naast het doel.

Holocaust in het nieuws

Het is merkbaar dat Holocaust Memorial Day eraan komt (27 januari). De belangstelling voor de Sjoa leeft hierdoor op. We doen een willekeurige greep uit de media.

Poort van Dachau is teruggevonden, de Volkskrant, 3 december 2016. ‘De gestolen deur van voormalig concentratiekamp Dachau is teruggevonden in Noorwegen. De politie van Bergen trof na een anonieme tip de 100 kilo zware ijzeren hekpoort aan met de beruchte tekst ‘Arbeit Macht Frei’. De deur werd in de nacht van 2 november 2014 bij de ingang van het herdenkingscentrum Dachau uit de hengsels gelicht.’

De kanarie in de kolenmijn, NPO2, Eerste aflevering zondag 4 december 2016. Hanneke Groenteman gaat op zoek naar het antisemitisme in Nederland en komt tot een schokkende conclusie. De kolenmijn is allang vergiftigd.

De claim, NPO1, maandag 5 december 2016. Een documentaire over de Restitutiecommissie die moet oordelen over de eigendomsvraag van geroofde kunst van met name Joden uit de Tweede Wereldoorlog. Een aanvrager moet aannemelijk maken dat de kunst toebehoorde aan zijn familie. Lion Tokkie slaagt daar niet in omdat hij zich als kind niet alle details met zekerheid kan herinneren en er 62 schilderijen van Isaac Israël zijn met ezeltjes. Mevrouw Hamburger uit Zwitserland was succesvoller met het terughalen van twee schilderijen van Ferdinand Bol uit het gemeentemuseum uit Roosendaal.

In de ban van sport, RTL7, maandag 5 december 2016, ex-Feyenoorder Jan Boskamp is bezeten van de Tweede Wereldoorlog. In deze reportage brengt hij onder andere een bezoek aan Yad Vashem, het graf van Oskar Schindler in Jeruzalem, het Joods Museum en het Holocaustmonument in Berlijn.

We moeten het echt over de Holodomor hebben, NRC Handelsblad, woensdag 7 december 2016. Een artikel van slavist Tobias Wals over het uitroeien door verhongering van de bevolking van Oekraïne door de Sovjet-Unie tijdens het Interbellum, een vorm van genocide waar de Amerikaanse historicus Timothy Snyder een belangwekkend boek over heeft geschreven.

Nieuwsbrief Verzetsmuseum, donderdag 8 december 2016, activiteiten in de kerstvakantie en aankondiging vijfdelige lezingenserie ‘Helden en schurken 2017’ in samenwerking met het Historisch Nieuwsblad, NTR/VPRO/NPO Geschiedenis en NIOD.

Nieuwsbrief Herinneringscentrum Kamp Westerbork, donderdag 8 december 2016. ‘Op zondag 18 december aanstaande vertelt Bertien Minco, directeur van het Jeugdcultuurfonds, over haar autobiografische boek Liever niet op reis in het museum van Kamp Westerbork. Minco’s grootmoeder Bertha Henriette Denneboom overleefde als enige van haar Joodse gezin de oorlog, maar sprak daar nooit over. Sinds een aantal jaren doet Minco onderzoek naar haar familiegeschiedenis. Liever niet op reis is haar debuutroman.’

Den Haag wil foute behandeling Joden na WOII rechtzetten, Den Haag Centraal, donderdag 8 december 2016. ‘De weinige Haagse Joden die de kampen overleefden vonden bij terugkeer gemeentelijke aanslagen voor erfpacht en straatbelasting op hun deurmat. Uiteindelijk is er mogelijk zo’n 100.000 gulden geïnd. De stad zal dat geld,  omgerekend naar de huidige waarde zo’n één miljoen euro, waarschijnlijk aan Joodse doelen schenken.’

Aangiften roofkunst online, de Volkskrant, 8 december 2016 van Michiel Kruijt. ‘Veertienduizend formulieren waarin Joodse Nederlanders na de Tweede Wereldoorlog aangifte hebben gedaan van roof van goederen door de Duitse bezetter, zijn vanaf vrijdag te raadplegen op internet. Op de website herkomstgezocht.nl kunnen erfgenamen nagaan of hun voorouders kunst en cultuurgoederen als vermist hebben opgegeven.’

Auschwitz Bulletin, december 2016, kwartaalblad van het Nederlands Auschwitz Comité met onder andere een interview met professor Timothy Snyder die de ‘Nooit Meer Auschwitz Lezing 2017’ zal houden (‘De Holocaust is levende geschiedenis’), Zoni Weisz: ‘Met kleindochter naar Auschwitz’ en het eerste deel van een drieluik over Juda en Hansje Swaab.

Laren richt een monument op voor de 46 vermoorde Joodse kinderen van de Berg-Stichting, Larense zaken, december 2016. In dit artikel van burgemeester Elbert Roest wordt de oprichting van het monument aangekondigd en tevens wordt een oproep gedaan aan voormalige bewoners van de Berg-Stichting zich te melden zodat zij geïnterviewd kunnen worden voor het boek De slag om de Berg-Stichting.

Life writing, Fictie/non-fictie: een kritiek, de Nederlandse Boekengids, jaargang 1, nummer 6. Een artikel van Maarten Asscher. ‘Hoewel het begrip life writing een zeker nut heeft, verhult het als we niet uitkijken meer dan het verheldert. Over het contract met de lezer en over moraal op de dunne lijn tussen fictie en non-fictie, aan de hand van Anne Frank en Christophe Boltanski’ (De schuilplaats).

Echo’s van een Oorlog – Het Geslacht Asser-Croiset, documentaire EO op NPO2, 14 december 2016 van regisseur In-Soo Radstake. Een dag later wordt deze documentaire besproken in NRC Handelsblad door Hans Beerekamp (‘Bittere familiestrijd tweede generatie’). ‘ Kinderen van oorlogsslachtoffers, de zogeheten ‘tweede generatie’, hebben vaak te maken met rivaliteit in verdriet. Hun eigen problemen kunnen nooit opwegen tegen wat hun ouders hebben meegemaakt, in Auschwitz, het Jappenkamp of een onderduikadres. Als ze pech hebben krijgen de affectief verwaarloosde broertjes en zusjes ook nog eens onderling heibel, voor zover ze al niet tegen elkaar worden opgezet. Het is een bekend gegeven, maar zelden werd het zo pijnlijk geïllustreerd als in de documentaire Echo’s van een Oorlog – Het Geslacht Asser-Croiset (2DOC/EO) van regisseur In-Soo Radstake. De film is het antwoord op – en bijna een wraakoefening wegens de eerdere documentaire Verlies Niet de Moed (2DOC/VPRO) uit 2014. Daarin voerde kunstenares Hella de Jonge-Asser moeilijke gesprekken met haar vader, tekstschrijver en journalist Eli Asser, over diens zwijgen na de oorlog. Hella’s oudere zus en broer werden in die film niet of nauwelijks genoemd. Choreograaf Joosje en advocaat David Asser vertellen in de nieuwe film interviewer Frénk van der Linden hun visie, hoe hun zus alle aandacht naar zich toe heeft getrokken en zonder hun toestemming het hele familiearchief tentoonstelde in herinneringscentrum.’

Nieuwsbrief Nederlands Auschwitz Comité, 16 december 2016. ‘Het Nederlands Auschwitz Comité presenteert het nieuwe ontwerp van het Holocaust Namenmonument Nederland. Ontworpen door de wereldberoemde architect Daniel Libeskind. Het Nederlandse Auschwitz Comité heeft samen met de Pools-Joodse architect Daniel Libeskind op 16 december 2016 het nieuwe ontwerp voor het Holocaust Namenmonument Nederland gepresenteerd. Dit nationale monument komt – meer dan 70 jaar na afloop van de Tweede Wereldoorlog! – in het hart van het Joods Kwartier in Amsterdam, daar waar het zich heeft afgespeeld.’

Nieuwsbrief Anne Frank Stichting, 16 december 2016. ‘Onderzoek Anne Frank Stichting geeft ander perspectief. Nieuwe invalshoek arrestatie Anne Frank. Niet de bekende vraag ‘Wie heeft Anne Frank verraden?’ stond in het onderzoek centraal, maar de vragen ‘Waarom vond de inval in het Achterhuis plaats, en op grond van welke informatie?’. Het onderzoek biedt nieuwe inzichten: mogelijk heeft illegale arbeid en bonnenfraude een rol gespeeld bij de inval in het pand aan de Prinsengracht 263 en geleid tot de ontdekking en arrestatie van Anne Frank.’ Een dag later bericht de Volkskrant erover met een voorpublicatie van het bericht (‘Werd Anne wel verraden?’).

‘Identiek aan zijn regime.’ Recensie in de Volkskrant, 17 december 2016, over de nieuw vertaalde biografie van Hitler door Peter Longerich. ‘In zijn nieuwe biografie van Adolf Hitler buigt Peter Longerich zich over de vraag in hoeverre de nazileider verantwoordelijk was voor de uitvoering van zijn beleid.’

Onderzoek uitgelicht. Over herdenken, vieren en herinneren, uitgave van Nationaal Comité 4 en 5 mei. Jaargang 5, nr. 2. Themanummer Indonesië.

Getekend nieuws, uitgave van Herinneringscentrum Kamp Westerbork, 25e jaargang (2016), nummer 2. Onderwerpen: Herinneringscentrum breidt uit, Kinderen met een ster (tentoonstelling en boek van Martine Letterie), bespreking boek De bewakers van Westerbork, Potocari Memorial Centre.

Gerton van Boom