Gepost op

Veel valse hoop van Katja Happe – 20 mei 2018

Veel valse hoop van Katja Happe

Gerton van Boom, Uitgeverij Verbum, 20 mei 2018

Twee weken na de boekpresentatie van Jodenvervolging in Nederland van Loe de Jong vertrekken we voor een weekje zon naar Moncarapacho in de Portugese Algarve. Dit is een goed moment om vakliteratuur bij te werken. Een noodzakelijk boek om te lezen is Veel valse hoop. De Jodenvervolging in Nederland 1940-1945 van Katja Happe. Al jaren vraag ik mij af wie het nieuwe overzichtswerk van de Jodenvervolging in Nederland gaat schrijven. Na Herzberg, Presser, De Jong en Moore hebben we dringend behoefte aan een nieuw overzichtswerk waarbij alle recente onderzoeksresultaten en heersende trends en inzichten verwerkt zijn. Het boek van Moore is uit 1997 en De Jong legde de laatste hand aan Het Koninkrijk, waar de Jodenvervolging een onderdeel van was, in 1988. Hij begon in 1967 en heeft de nieuwe literatuur niet stelselmatig bijgehouden en verwerkt. Voorts heb ik altijd de mening gehuldigd dat de Nederlandse Holocausthistoriografie steeds meer tendeerde naar kloeke detailstudies en een welhaast niet te overbruggen reputatie-angst om de grote Loe uit te dagen. Kortom, alle seinen stonden op groen om een nieuw overzichtswerk met open armen te ontvangen. Het verwijt dat eerst een Brit (Bob Moore) en daarna een Duitse (Katja Happe) als laatsten een overzichtswerk van de Nederlandse Jodenvervolging hebben geschreven, schuiven we als een onterecht nationalistische aberratie ter zijde.

*

Katja Happe dus. In de zon zet ik mezelf aan het werk. Ik veeg de zonnebrand van de kaft en begin. Door de recensies in de nrc en de Volkskrant is de toon gezet. Jolande Withuis geeft in de nrc (‘Werk mee en voorkom erger’) de maximale vijf sterren en noemt het een meesterwerk. Ad van Liempt noemt het boek een overtuigende studie die goed leesbaar is gebleven en kent vier sterren toe in de Volkskrant (‘Katja Happe houdt de schaamte op peil’). De neiging is er dus om bij deze bewondering aan te sluiten. Immers, de recensenten hebben een grote reputatie op het terrein van de Tweede Wereldoorlog en zullen verstand van zaken hebben. Maar laten we, met het werk van Loe de Jong fris in het geheugen, een poging doen om het boek inhoudelijk kritisch te benaderen. Wat wordt door de auteur geclaimd en wat mogen we verwachten? De uitgever schrijft op de binnenflap: ‘Veel valse hoop is een nieuw alomvattend boek over het onderwerp. Niet alleen vanuit Nederlands oogpunt, de geschiedenis wordt ook bezien vanuit internationaal perspectief. Dit overzichtswerk zal de komende tientallen jaren het standaardwerk over de vervolging van de Nederlandse Joden zijn.’ Kortom, je moet wel een heel erg jaloerse concullega-uitgever zijn om dit werk te bekritiseren. Maar we gaan het toch doen, duty calls.

Tijdens het mini-symposium ‘De kloof tussen de geschiedschrijvers en hun publiek

– en de mogelijke gevolgen’ van 25 april 2018 geeft Froukje Demant (senior researcher van Nationaal Comité 4 en 5 Mei) aan wat een overzichtswerk kenmerkt: [het bezit -GvB] ‘[…] een ordenend principe, een narratief met een leidende vraag of expliciet geformuleerde of juist impliciete verwachting die niet altijd moreel gestuurd is.’ Ze heeft het over onderliggende, al dan niet morele principes. Een dergelijk ordenend principe zou de analyse van Hans Blom kunnen zijn als hij tracht te verklaren waarom de Jodenvervolging in Nederland mogelijk is geweest. Hij gaf in zijn Cleveringa-lezing aan dat de desastreuze Jodenvervolging deels mogelijk verklaard kan worden door het verschil in preoccupatie met de Jodenvervolging. De bezetters hadden heel veel belangstelling voor de Jodenvervolging en de Nederlandse bevolking heel weinig. (‘Hoe was het mogelijk? De Holocaust in de context van de Tweede Wereldoorlog’, Cleveringa-rede uitgesproken door prof. dr. J.C.H. Blom, Universiteit Leiden, 26 november 2010)

Maar een dergelijk of een ander ordenend principe is niet aanwezig in Veel valse hoop. Op geen enkele wijze wordt de Jodenvervolging verklaard. Hoe was het mogelijk? Waarom is het gebeurd? Waarom wilden de nazi’s met virulente agressie alle Europese Joden uitroeien? Waarom had de Jodenvervolging zo’n hoge prioriteit voor de nazi’s? In welke internationale context moeten we de Nederlandse Jodenvervolging plaatsen? De Nederlandse Holocaust is getalsmatig in het totale complex van de genocide bijna te verwaarlozen; het Nederlandse aantal slachtoffers bedraagt circa 1,7% van het totaal. Dit betekent dat in andere landen en andere regio’s een veel grotere moorddadige inspanning moet zijn geleverd dan in Nederland. Hoe verhoudt zich dan de Nederlandse Holocaust met de internationale? Door de auteur wordt geclaimd dat aan het internationale perspectief nieuwe elementen zijn toegevoegd, maar dat is niet waar, althans datgene wat is toegevoegd zijn onbelangrijke details van pogingen van machteloze instanties die vruchteloos brieven schreven en overleg voerden, met name met een onwillige regering in Londen. Maar de internationale context van de Europese Jodenvervolging (zeg maar het Hilberg- en Friedländer-perspectief) is bijna non-existent in dit boek. Af en toe wordt gemeld dat Seyss-Inquart, Rauter of een andere nazi overleg had met superieuren in Berlijn. We lezen niets over het eliminatie-antisemitisme, niets over Jodenvervolging als carrièremogelijkheid: ‘Den Führer entgegen arbeiten’. Intentionalisme versus functionalisme? Was de Endlösung (daderterm) een vooropgezet plan of heeft het zich geleidelijk aan ontwikkeld? Europa tegen de Joden is een belangrijk thema waar Nederland ook aan meedeed en zelfs koploper was in de bezette West-Europese landen. Kortom, als we nieuwe lezers inzicht willen geven in waarom en hoe de Holocaust in Nederland heeft kunnen plaatsvinden was een samenvattende beschrijving van de internationale Holocaust noodzakelijk geweest en daar zaten we na Herzberg, Presser en De Jong juist op te wachten. De Jong heeft veel meer geschreven over deze internationale context dan Happe.

Op pagina 16 wordt een van de kernvragen van het boek behandeld: Waarom juist uit Nederland zoveel Joden werden gedeporteerd en vermoord, terwijl Nederland niet bekendstond als een ernstig antisemitisch land. Happe geeft vijf verklaringen voor deze Nederlandse paradox, te weten:

  1. Effectiviteit van het Duitse bezettingsregime;
  2. Gezagsgetrouwheid van de Nederlandse bevolking;
  3. Onvermogen van Joden om te zien dat ze gevaar liepen;
  4. Beperkte mogelijkheid om onder te duiken of te vluchten;
  5. Combinatie van bovengenoemde factoren.

Los van de vraag of deze analyse adequaat is en of de belangrijkste historici deze analyse zouden delen (quod non) is het de vraag of hiermee voor iedereen duidelijk verklaard wordt waarom de Holocaust en de Jodenvervolging in Nederland hebben kunnen plaatsvinden. Met de belangrijkste historici bedoel ik onder andere Loe de Jong. Excuses daarvoor. Hij is van mening dat de passiviteit van de Joden in Nederland de passiviteit van de Nederlandse niet-Joodse bevolking heeft bevorderd of in de hand gewerkt. Dat is dus een vijfde verklaring die door Happe genegeerd wordt.

Daarnaast zijn recentelijk vele detailstudies verschenen over de rol van de burgemeesters, de Hoge Raad, de advocaten, de notarissen, de politie, gemeentebesturen (Jodenkaart Amsterdam en erfpacht), de Nederlandse Spoorwegen, beroving door Liro, banken en verzekeraars, makelaars en het bedrijfsleven (bunkerbouwers; een aannemer uit Enschede bouwde mee aan Auschwitz-Monowitz, schimmige vastgoedtransacties), het Rode Kruis en nog vele anderen. Allemaal hebben ze (vaak op grote schaal) gecollaboreerd, meegewerkt om, zogezegd, erger te voorkomen. Alle studies hebben duidelijke conclusies opgeleverd: de Nederlandse staat en zijn niet-Joodse inwoners hebben op grote schaal meegewerkt met de Duitsers en de Joden als collateral damage opgegeven. Deze ongemakkelijke conclusie had door Happe wel herhaald en samengevat mogen worden.

Opvallend is ook dat Happe dit thema (de Nederlandse paradox) in de inleiding aansnijdt maar verder niet systematisch of op een vernieuwende wijze uitdiept. Ze gaat niet nader in op de gezagsgetrouwe houding van de Nederlanders. Wat is dat toch? Geen nieuwe inzichten dus en ook nog gebrekkig! Zou ze als Duitse terughoudend zijn om de Nederlanders de maat te nemen met betrekking tot hun rol in de Holocaust? Ik hoop toch van niet.

Op pagina 19, we zitten nog in de inleiding, schrijft Happe wat we als nieuw mogen verwachten: ‘Maar ook voor hen (de Nederlanders) biedt dit boek, waarin de blik immers ook gericht wordt op de Nederlandse regering en de inspanningen van de internationale Joodse hulporganisaties, nieuwe feiten en inzichten.’ Het spijt me het te moeten zeggen, maar dit is niet waar, althans deze claim wordt door mij niet (wettig) overtuigend bewezen geacht. Ik zou zeggen: het staat bijna allemaal al in Loe de Jongs boeken. Er is niets nieuws onder de zon. De feiten die nieuw zijn kunnen maximaal als ‘feitjes’ worden aangemerkt en bepalen op geen enkele wijze de koers van de Jodenvervolging, het zijn op geen enkele wijze ‘game changers’.

Happe heeft beoogd een overzichtswerk te schrijven in circa 500 bladzijden, terwijl Loe de Jong 2750 bladzijden nodig had en bij hem zijn ook nog hiaten (een internationale oriëntatie op de Holocaust in zijn gehele omvang – zie boven) te ontdekken. Dus dat lijkt een onmogelijke opgave. Je leest op verschillende plekken ook dat het boek eigenlijk niet voor Nederlanders is geschreven maar voor het Duitstalige publiek. Apeldoorn is bijvoorbeeld een provinciestad. Een Nederlander weet natuurlijk wat Apeldoorn is. Dat is niet erg en zelfs begrijpelijk, maar het geeft ook precies aan wat het is, een samenvatting, een opwarmertje voor het grote werk.

*

De auteur heeft veel moeilijke keuzes moeten maken, dat moeten we erkennen, maar sommige knellen echt. Je kan in mijn ogen geen overzichtswerk over de Nederlandse Jodenvervolging schrijven zonder Etty Hillesum te noemen. Ze is er niet geweest, lijkt het, zelfs in de literatuuropgave is ze niet opgenomen. Dat kan niet. Minimaal een citaat van Etty Hillesum van 28 juli 1942 had vermeld mogen worden: ‘Het is natuurlijk nooit meer goed te maken, dat één gedeelte der Joden meehelpt om de overgrote rest weg te transporteren. De geschiedenis zal hier later haar oordeel nog over moeten vellen.’

Ook Weinreb is volledig afwezig. Het is misschien niet het belangrijkste onderwerp, maar Weinreb heeft de gemoederen danig beziggehouden, tot lang na de oorlog.

Ad van Liempt is coulant als hij er geen melding van maakt dat het systeem van kopgeld niet uitvoerig besproken wordt. Dit is mijns inziens een belangrijk onderwerp omdat het ook iets over de Nederlanders zegt. Voor een paar centen hebben veel Nederlanders moeiteloos onschuldige Joden de dood ingejaagd of op zijn minst in een heel lastig parket gebracht.

Ook houdt Happes beschrijving op bij de landsgrens. Loe de Jong schrijft er misschien te uitvoerig over, Happe veel te weinig, eigenlijk niet. Er wordt globaal uitgelegd wat voor soort kampen Auschwitz, Bergen-Belsen en Sobibor waren maar het leven in deze oorden behoort niet tot het bestek van dit overzichtswerk dat ‘de komende tientallen jaren het standaardwerk over de Jodenvervolging in Nederland’ is. De Jodenvervolging in Nederland hield niet op bij de grens, het moorden vond plaats in bezet Polen en Duitsland.

Wat ook karig aan bod komt is het antisemitisme in Nederland na de oorlog. Dat is het op een na meest schrijnende onderwerp van de Nederlandse Holocaust. De kilheid en eng-bureaucratische behandeling van de teruggekeerde Joden is nog steeds een ernstig en indringend leermoment voor Nederland. Het wordt kort behandeld door Happe, maar summier, te summier in mijn ogen. Het gesoebat over belastingen die nabestaanden van Joden die in de kampen vergast zijn hebben moeten betalen, en die tegen een fors opgetrokken muur van ambtelijke (en ook politieke) onwil opliepen. De oorlog na de oorlog is voor de Nederlandse Joden bijna even pijnlijk geweest. Het rapport-Van Kemenade (Tweede Wereldoorlog: Roof en Rechtsherstel. Eindrapport van de Contactgroep Tegoeden WOII, Amsterdam, 12 januari 2000), waarmee een voorlopig (voor met name de slachtoffers) onbevredigend einde kwam aan een vervelende situatie, blijft volledig onbesproken.

Een lijntje naar het ontstaan van Israël had ook getrokken mogen worden. Zonder de Holocaust was het ontstaan van Israël een stuk lastiger geweest en daarmee wierp de Jodenvervolging gedurende de Tweede Wereldoorlog zijn schaduw over de naoorlogse wereldgeschiedenis, tot op de dag van vandaag. Een begrenzing aan de beschrijving van de gebeurtenissen tot 1945 is verdedigbaar, maar de latere gevolgen kunnen niet geheel onbesproken blijven.

Het boek Dat nooit meer van Chris van der Heijden staat ook niet vermeld in de literatuurlijst. Er zou iets gezegd kunnen worden over de geweldige groei van de belangstelling wereldwijd voor de Holocaust. Het onderwerp lijkt het belangrijkste van de Tweede Wereldoorlog te zijn en heeft deze grotendeels overschaduwd. Iets over het belang van Auschwitz voor de contemporaine politiek?

Ik vrees dat we aan deze lijst van tekortkomingen nog wel een aantal kunnen toevoegen. Je zou verwachten dat alle laatste inzichten verwerkt zouden zijn maar dat is helaas niet helemaal het geval. De Nederlandse Holocaustgeschiedschrijving heeft zich, zoals gezegd, geëvolueerd in de richting van gedegen detailstudies, en dat maakt een nieuw overzichtswerk relevant, maar dan moeten deze detailstudies wel verwerkt worden en daar missen we het een en ander. Met name missen we alle onontbeerlijke conclusies.

*

Een laatste punt waar ik melding van wil maken is de wetenschappelijke distantie. Nergens geeft de auteur haar mening, de lezer moet het helemaal zelf uitzoeken. Er worden geen morele, ethische of feitelijke oordelen gegeven en dat lijkt een grote prestatie (de wetenschap zal dit punt wellicht als positief aanmerken) maar het leest niet lekker, het verhaal blijft hangen. De lezer wordt, zogezegd, niet meer aan de hand meegenomen, terwijl de Holocaust tal van ethische dilemma’s herbergt die het benoemen waard zijn. Naast geschiedschrijving hebben we ook ons gevoel. Volgens Hans Blom zijn deze twee niet helemaal te scheiden. Maar Happe schrijft en de lezer mag of moet zelf maar oordelen. Haar credo luidt: Show, don’t tell. Vaak werkt dit principe goed, maar bij dit onderwerp is het te mager.

Is er dan helemaal niets goed aan het werk van Happe? Jawel natuurlijk, het is een goede, degelijke en goed leesbare (ietwat te afstandelijke) samenvatting, drie sterren van de vijf. Ik wil ook niets afdoen aan de verder lovende woorden van de twee genoemde recensenten, maar de gedroomde opvolger van Loe de Jong is het helaas niet, het is een goede samenvatting van o.a. zijn werk met enkele nieuwe (detail-)accenten, de meeste latere literatuur is grotendeels verwerkt (of beter: vermeld) maar resulteert evenwel niet in een nieuw beeld. Eigenlijk had Loe de Jong het meeste al gezegd. Veel valse hoop is, we melden het eerder, daarmee een goede opwarmer voor het grotere werk. En we verblijven nog steeds in afwachting van een nieuw overzichtswerk dat de nieuwe lezers in staat stelt de Jodenvervolging ook te begrijpen in zijn oorsprong, verbetenheid, nasleep en internationale context. Wie durft?

Gerton van Boom

uitgever