Beschrijving
De Holocaust is niet alleen uit de Duitse geschiedenis te verklaren. In zowel West- als Oost-Europa had Jodenhaat vanaf 1880 een grote vlucht genomen, aangewakkerd door nationalisme en sociale crises. Zonder ook maar iets af te doen aan de schuld van de Duitse daders, laat de Duitse historicus Götz Aly zien hoe rivaliteit en afgunst, discriminatie en pogroms op veel plekken in Europa hebben bijgedragen tot een klimaat waarin deportatie en moord mogelijk werden. Voor de eerste keer wordt hier het moderne antisemitisme als grensoverschrijdend fenomeen beschreven aan de hand van een Pan-Europese blik op de historische tendensen die uitmondden in de omvangrijke Jodenmoord in de Tweede Wereldoorlog.
Hoe kon het gebeuren dat het antisemitisme vanaf het einde van de negentiende eeuw in heel Europa toenam? Het was, zoals Götz Aly beschrijft, een tijd waarin er in de samenleving nieuwe scholings- en ontplooiingsmogelijkheden ontstonden die met name door jonge Joodse minderheden werden aangegrepen. Tegelijkertijd streefden de jonge nationale staten, in het bijzonder in het oosten van Europa, naar etnische homogeniteit. Beide factoren leidden vanaf 1880 tot toenemende discriminatie, vervolging en geweld tegen de Joden, van Griekenland tot Hongarije, en van Litouwen tot Polen. Toen de Duitse bezetters in de Tweede Wereldoorlog met het uitroeien van de Joden begonnen, waren zij weliswaar eerstverantwoordelijk, maar kregen ze daarbij vaak de helpende hand van de lokale bevolking. De wens om nationale staten te vestigen en sociaal-politieke vooruitgang te boeken voor de meerderheidsbevolkingsgroep, en de eigen identiteit etnisch te definiëren – al deze factoren onderwerpt Götz Aly aan een scherpzinnige analyse die laat zien hoe ze de Shoah mogelijk maakten.