Gepost op

De lange schaduw van de Holocaust

De lange schaduw van de Holocaust

Een familiekroniek

Anny Sulzbach

Redactie: Jeroen van den Eijnde, Annemieke Kamoschinski, René Kok, Janneke de Moei

Hoeveel ellende kan een mens verdragen? Wat doet dit met je? Vragen die zich opdringen bij het lezen van de (oorlogs-) herinneringen van Anny Sulzbach en haar dochter Evelyn.

Op 6 juni 1943 staan zij op het perron van station Vught, te midden van honderden andere kinderen en hun ouders.  De volgende dag eenzelfde tafereel. Het is het begin van een tocht die voor de meeste wachtenden zal eindigen in de gaskamers van Sobibor. Een gebeurtenis die later zal worden omschreven als ‘De Kindertransporten’ uit Kamp Vught.

Anny, haar man Jacob en Evelyn overleven. Zij publiceert twee boeken over haar jeugd in Duitsland, het opkomende nazisme, haar oorlogservaringen en de naoorlogse tijd. Helder en nauwgezet beschrijft zij de gevangenschap in Vught, het vertrek naar Westerbork, de honger in Bergen-Belsen en de reis naar de bevrijding in Biberach. Wie de levendige en toegankelijk geschreven verhalen en brieven leest, krijgt gevoel en beeld bij de oorlog van nazi-Duitsland tegen de Joden. En van de gevolgen, ook in levens van kinderen die na de oorlog geboren zijn.

Veel mensen zien in de wederopbouwjaren het leed van de Joden niet, of willen het niet zien. Men weet niet beter dan erover te zwijgen. Het begrip traumatische ervaring is nog onbekend. Een interview met dochter Evelyn en een bijdrage van kleindochter Myriam maken duidelijk hoe deze ervaringen een schaduw werpen waaraan niet makkelijk te ontsnappen valt. Juist in tijden van afnemende kennis en toenemend antisemitisme kunnen verhalen als deze een brug slaan naar besef en bewustzijn.

Wie over de ervaringen van Anny en Evelyn leest, realiseert zich hoe deze een diepe wond hebben geslagen die generaties later nog niet is geheeld. En dat we niet te gemakkelijk moeten denken over de vraag of zoiets opnieuw zou kunnen gebeuren.

Bekijk hier het inkijkexemplaar

 24.50Boek bestellen

Verder lezen De lange schaduw van de Holocaust

Gepost op

Ontsnapt aan het moffentuig

Ontsnapt aan het moffentuig

Het verhaal van een Joodse slager tijdens de oorlog

Lou Wolf

‘Met een prop van zenuwen in zijn keel schreeuwde hij door het apparaat dat ik zo vlug als ik kon, koste wat kost, weg moest gaan. “Ga naar buiten waar je wilt, kijk niet op geld, maar blijf uit hun poten.” Ik moest mij alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, onder het oog van de NSB’ers in de zaak uit de voeten maken.’ Zo beschrijft slager Lou Wolf het telefoontje van zijn vader naar de winkel als in 1941 de razzia’s beginnen. De Joodse Wolf deed alles om uit handen van de Duitsers te blijven. Hij probeert naar Engeland te ontsnappen, later naar Zwitserland; hij wendt een ernstige ziekte voor. Hij regelt een Sperrstempel om voorlopig uit Westerbork te blijven; met simulatie, mooie praatjes en fooien weet hij te voorkomen dat hij en zijn vrouw uit huis worden gehaald. Uiteindelijk gaan ze onderduiken, hun dochter van twee in een ander gezin dan zijzelf.

Wat de oorlogsherinneringen van Lou Wolf bijzonder maken, zijn de uitgebreide en indringende persoonlijke beschrijvingen. We weten dat de Joden een ster moesten dragen, hun banen, huizen en bedrijven verloren, maar Lou Wolf beschrijft heel precies hoe dat gebeurt en welk effect dat op hem en zijn naasten heeft. Zoals hij ook nauwkeurig weergeeft hoe hij te werk ging om ambtenaren, keuringsartsen en de politie gunstig te stemmen en te bewegen niet tot actie over te gaan. 

Het relaas van Lou Wolf heeft jaren in een laatje gelegen. Op aandringen van buiten besloten de kinderen Wolf het werk van hun vader tot een uitgave te maken. Ze hopen daarmee het besef te vergroten over hoe het destijds voor duizenden Joodse families moet zijn geweest om – als ze overleefden – die verschrikkelijke vijf jaar door te komen. 

Lou Wolf (1916-1985) was bedrijfsleider in een van de slagerijen van zijn schoonvader Wallach toen de oorlog uitbrak. Na de oorlog bouwde hij samen met Wallach het bedrijf uit en na diens overlijden zetten Lou en zijn vrouw Selma het familiebedrijf voort. Lou was een actieve, creatieve man. Hij turnde, speelde viool, zong, tenniste en was verwoed filmer. Hij ontwierp en maakte zijn eigen reclames. Zijn etalages werden diverse keren bekroond. 

 24.50Boek bestellen

Gepost op

‘Maar ik ben geen schooier’

‘Maar ik ben geen schooier’

Nico van Nieuwenhuysen

Arts in kamp Amersfoort en aan het Oostfront

Adriaan van Es en Arjeh Kalmann

Veroordeeld tot twintig jaar cel en een levenslang beroepsverbod; hoe kon het zover komen? Nicolaas van Nieuwenhuysen was een bekwaam en gerespecteerd chirurg, een maatschappelijk geëngageerde notabel die in een van de mooiste huizen op de Amersfoortse Berg woonde. Hij koos na de bezetting in mei 1940 de kant van de Duitsers en ontpopte zich als een bijzonder hardvochtige kamparts in kamp Amersfoort. Met de Nederlandse Ambulance trok hij als SS’er en als chef-chirurg naar het Oostfront om gewonde Duitse soldaten te behandelen.

Zijn vrouw en hun drie zonen werden na de oorlog samen met andere ‘foute’ Nederlanders langdurig in kamp Amersfoort en andere kampen opgesloten en kregen te maken met op wraak belust bewakingspersoneel. De enige schuld van de zonen bestond eruit dat zij kinderen waren van Nico van Nieuwenhuysen.

Nico van Nieuwenhuysen (1889-1967) gaf voor zijn rechters toe dat hij een ‘harde man’ was geweest, maar ‘geen schooier’. De schrijvers van dit boek, die konden beschikken over het familiearchief van Van Nieuwenhuysen met onder meer veel nooit eerder gepubliceerde foto’s, laten de feiten spreken en wijden het slothoofdstuk van hun boek samen met Nico’s kleinzoon Nicolaas-John aan morele en medisch-ethische kwesties. Met als belangrijkste vraag: hoe kon Van Nieuwenhuysen de Eed van Hippocrates, waarmee iedere arts zweert het belang van de patiënt altijd voorop te stellen, zo flagrant schenden?

Adriaan van Es (Rotterdam, 1948) studeerde geneeskunde in Utrecht en volgde daarna de huisartsopleiding en de opleiding tot tropenarts. Na vier jaar als arts in Ghana gewoond en gewerkt te hebben, vestigde hij zich als huisarts in Amersfoort en voerde daar 35 jaar zijn praktijk. Daarnaast is hij betrokken bij medisch mensenrechtenwerk.

Arjeh Kalmann (Amsterdam, 1950) heeft veertig jaar gewerkt als regionaal journalist. De laatste jaren van zijn journalistieke loopbaan was hij hoofdredacteur van het Utrechts Nieuwsblad en de Amersfoortse Courant. Hij heeft als journalist veel geschreven over de oorlog, onder meer over de razzia in Putten en over kamp Amersfoort.

 29.50Boek bestellen

Video’s boekpresentatie

Video boekpresentatie van De Stad Amersfoort

Gepost op

Brieven uit Westerbork

Brieven uit Westerbork

Inleiding Koert Broersma

Nawoord Elisabeth Oets

Philip Mechanicus

In zijn dagboek In Depot heeft journalist Philip Mechanicus een ooggetuigenverslag opgesteld waarin hij van dag tot dag zijn verblijf in kamp Westerbork beschrijft. Tegelijk observerend en betrokken bij het lot van zijn medegevangenen, ‘alsof ik als officieel reporter een schipbreuk versla’, beschrijft hij het dagelijkse leven in de periode 28 mei 1943 tot 28 februari 1944 in dit kamp. Daarna wordt hij gedeporteerd naar Auschwitz en daar doodgeschoten. Met de dagboeken van Anne Frank en Etty Hillesum behoort In Depot tot de belangrijkste Nederlandse Holocaust-dagboeken.

Maar Philip Mechanicus schreef niet alleen een dagboek, hij schreef ook vele brieven aan familie en vrienden. In deze bundel zijn de belangrijkste bewaard gebleven brieven gebundeld.

Biograaf Koert Broersma (Buigen onder de storm. Philip Mechanicus verslaggever tot in de dood 1889-1944) schreef een inleiding. Kleindochter en zangeres Elisabeth Oets eert haar grootvader met haar voorstelling Philip Mechanicus. Wachten op transport. Zij schreef een persoonlijk nawoord.

Bekijk hier het inkijkexemplaar

 19.50Boek bestellen

Gepost op

Bittergeld

Bittergeld

De restitutie van geroofde Joodse tegoeden

Joop Sanders

Nog voor hun deportatie werden de Nederlandse Joden volledig ontrecht. Een onderdeel daarvan vormde de verplichte inlevering van al hun bezittingen. Na de oorlog werd de roof via een proces van rechtsherstel voor het overgrote deel ongedaan gemaakt. Maar dat was voor lang niet iedereen het geval.

In de tweede helft van de jaren negentig ontstond in het spoor van de internationale restitutiebeweging een tweede kans. Daarnaast kwam naar voren dat aan overheid, banken en verzekeraars aanzienlijke bedragen uit onbeërfde Joodse nalatenschappen waren toegevallen, wat uit moreel gezichtspunt onaanvaardbaar werd gevonden. Bovendien bracht onderzoek aan het licht dat beurshandelaren actief bij de roof betrokken waren, wat alsnog aanleiding vormde om de door hen toegebrachte schade te verhalen.

In dit boek worden zowel het rechtsherstel als het hernieuwde restitutieproces kritisch onder de loep genomen. Waarom werd dat laatste hervat? Waardoor was het mogelijk dat de kleine Joodse gemeenschap een soms harde strijd met de Staat en machtige financiële instellingen succesvol kon afsluiten? Welke belemmeringen vond zij op haar weg? Wat was de rol van de commissies voor onderzoek en advies? Auteur werpt een nieuw licht op deze spannende periode aan het eind van de vorige eeuw die regelmatig voorpaginanieuws was.

Joop Sanders (Enschede, 1939) studeerde economie te Rotterdam. Hij was werkzaam in het bedrijfsleven en de non-profit sector. Zijn laatste functie was secretaris van het Centraal Joods Overleg van 1997-2001.

Bekijk hier het inkijkexemplaar

 35.00Boek bestellen

Bekijk de integrale versie van de boekpresentatie

 

Bekijk de korte versie van de boekpresentatie

Navigeren in het programma:

0:30 – 1:35 David Simon – opening
1:35 – 9:10 Gerton van Boom – uitgever
9:10 – 30:50 Prof. dr. Bart Wallet – begeleider

Muzikaal intermezzo
30:50 – 40:12 Maxim Heijmerink – piano

40:12 – 1:05:30 Joop Sanders – auteur
1:05:30 – 1:18:50 Gerrit Zalm – eerste exemplaar
1:18:50 – 1:28:20 Joop Sanders – dankwoord
1:28:20 – 1:31:13 David Simon – afsluiting

Gepost op

Het ongeloof

Het ongeloof

Sally Noach hielp honderden Joodse en niet-Joodse Nederlanders vluchten

Jacques Noach

Geliefd bij het Koninklijk Huis, verguisd door de ambtenaren van Buitenlandse Zaken.

Sally Noach redde in de Tweede Wereldoorlog honderden vluchtelingen het leven maar erkenning hiervoor van regeringszijde kwam er nooit. Hij bleef op zijn vlucht naar Engeland ‘hangen’ op het Nederlandse consulaat in Lyon als tolk-vertaler. Daar heeft Sally honderden Nederlandse (Joodse en niet-Joodse) vluchtelingen geholpen te vluchten naar Zwitserland en Spanje om zich vervolgens in Engeland bij de geallieerde strijdkrachten aan te sluiten. Hij moest hierbij, door gebrek aan middelen en menskracht, uiterst creatief te werk gaan. En dat was tegen het zere been van de diplomaten van Buitenlandse Zaken. Zij vonden dat de ‘onbeschaafde’ gelegenheidsdiplomaat zich meer aan de (Duitse en Vichy-Franse) regels moest houden. De verarmde en vaak antisemitische adellijke top van het corps diplomatique en de ongeschoolde tapijt- en stoffenverkoper Sally Noach spraken niet dezelfde taal.

Zoon Jacques Noach (Londen, 1946) deed uitgebreid archiefonderzoek naar het ‘dossier Sally Noach’ en kwam tot ontluisterende onthullingen over de hulp die ‘Londen’ bood aan Nederlandse vluchtelingen. Als het aan de ambtenaren had gelegen was iedereen vanuit Frankrijk direct teruggestuurd naar het bezette Nederland. Ook was er onmiskenbaar sprake van beschavingsantisemitisme. Ambtelijk werd Sally gekarakteriseerd als ‘geen beschaafd/welopgevoed mensch’. Consul-generaal der Nederlanden in Frankrijk, Ate Sevenster, formuleerde het helder: ‘Joodse vluchtelingen waren “de minste lui”.’

In 1969 kreeg Sally Noach van koningin Juliana en prins Bernhard het Erekruis van de Huisorde van Oranje. Van regeringswege kreeg hij slechts minachting. In 1971 publiceerde hij zijn oorlogsherinneringen met als titel Het moest gedaan worden. Dit boek is integraal opgenomen.

Jacques Noach is de oudste zoon van Sally Noach en Annie Visser. Hij is eind 1946 in London geboren en heeft na zijn universitaire studie als registeraccountant gewerkt. In die periode heeft hij ook vele bestuursfuncties vervult. Na zijn vaders overlijden in 1980 heeft hij diens archief (documenten, brieven, foto’s) uitgezocht en recentelijk geschonken aan het NIOD in Amsterdam. Jacques heeft twee kinderen, Yves en Nathalie, uit zijn huwelijk met Betty Corper (die in 2009 overleed). Jacques hertrouwde met jeugdliefde Marion Loewenstein, die zelf drie kinderen heeft, samen hebben zij nu zes kleinkinderen. Jacques is onderscheiden met de Franse ‘Chevalier dans l’Ordre National de Mérite’.

 24.50Boek bestellen

 7.95Boek bestellen

Gratis side-boekje

Sierk Plantinga – ‘Zoolang men hier is, blijft men in gevaar’

 0.00Boek bestellen

 

Bekijk de korte versie van de boekpresentatie op 30 maart 2022

 

Bekijk de integrale versie van de boekpresentatie op 30 maart 2022

Navigeren in het programma:
00:00 Inleiding Gerton van Boom, uitgever
08:20 Sierk Plantinga, Vluchtelingen in Frankrijk
37:20 Muzikaal intermezzo
43:30 Interview Frits Barend en Jacques Noach
01:12:20 Dankwoord Jacques Noach
01:24:15 Eerste exemplaar aan Laila Schipper
01:25:45 Dankwoord Laila Schipper
01:28:30 Afsluiting Gerton van Boom, uitgever

Gepost op

Terugblik

Terugblik

Op weg naar Westerbork weggegeven aan wildvreemde passanten

Merlyn Frank

Merlyn Frank (Amsterdam, 1940) bezocht het Enschedees lyceum en de tolkenschool in Genève. Ze werkte ruim tien jaar bij El Al Israel Airlines. En ze overleefde de Holocaust: op weg naar Westerbork werd de bijna driejarige Merlyn door haar moeder meegegeven aan vreemden op een station.

Vrijwel haar hele familie werd vermoord in Sobibór. Lange tijd kon en wilde ze dat niet geloven. Jarenlang wachtte ze op de terugkeer van haar ouders; veel te lang bleef ze hopen en dromen.

Deze oneerlijke, valse start kleurde haar jeugd. Merlyn was woedend op de hele wereld ‒ de nazi’s, de omstanders en de wegkijkers. Verdriet en frustratie maakten haar tot een lastig kind dat vaak wegliep, maar altijd door de politie of een leraar van school werd teruggebracht. Haar pleegouders hadden voor de duur van de oorlog een Joods kind in huis genomen, maar zaten nog vele jaren opgescheept met een heel moeilijk meisje. Daarvoor hadden ze destijds niet gekozen. En Merlyn evenmin.

In deze ogenschijnlijk luchtige vertelling blikt Merlyn Frank terug op een leven waarin boosheid en weemoed soms onverwachts de kop opsteken en waarin waanzin en werkelijkheid vaak samengaan. Ze beschrijft een enigszins neurotische vrouw die veel wankelt, maar nooit valt. Een moedig en meeslepend verhaal, dat verrast en ontroert.

Merlyn Frank heeft drie publicaties op haar naam staan. In 1998 schreef ze Koosje. Een dinsdagskind, een reconstructie van het leven van haar moeder aan de hand van documenten en gesprekken met nabestaanden. In 2000 verscheen haar autobiografische roman Vliegende kiep, waarin ze met name op zoek naar zichzelf gaat vanaf haar dertiende tot dertigste levensjaar. In 2018 verschijnt het vervolg Ver weg en heel dichtbij. Een testament.

 0.00Boek bestellen

Gepost op

‘Ik was mijn houvast helemaal kwijt’

‘Ik was mijn houvast helemaal kwijt’

Getuigen van Theresienstadt

Ria van den Brandt

In samenwerking met Guido Abuys

Tijdens de Tweede Wereldoorlog deporteerden de nazi’s bijna 5000 Joden vanuit Nederland naar het doorgangsgetto Theresienstadt in Tsjecho-Slowakije. De meeste transporten vertrokken vanuit kamp Westerbork, waar veel gevangenen dachten dat Theresienstadt een ‘bevoorrecht’ kamp was. Philip Mechanicus geloofde deze propaganda niet: Theresienstadt zou ‘het neusje van de zalm’ zijn’, maar ‘de zalm stinkt’.

Hoezeer de zalm destijds stonk, wordt duidelijk in dit boek, gebaseerd op interviews met drieënveertig getuigen van Theresienstadt. Voor het eerst in de Nederlandse geschiedschrijving van de Holocaust wordt het verhaal van Theresienstadt met zoveel verschillende stemmen verteld.

De interviews in dit boek zijn afgenomen in samenwerking met Herinneringscentrum Kamp Westerbork.

Ria van den Brandt (1960), filosoof, is als onderzoeker verbonden aan de Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen van de Radboud Universiteit. Haar actuele onderzoek richt zich op Joodse getuigenissen en levensfilosofieën. Van haar hand verschenen onder meer Vrouwen van woorden. Een kleine canon tegen groot leed (2014) en Steeds een ander uitzicht. Een inleiding in het denken en leven van Etty Hillesum (2015).

Guido Abuys (1962) is conservator van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork.

 24.50Boek bestellen

Gepost op

Cleveringa, Van Bemmelen en de maakbaarheid van geschiedenis – 23 augustus 2021

Cleveringa, Van Bemmelen en de maakbaarheid van geschiedenis

Gerton van Boom

Almere, 23 augustus 2021

In De Groene Amsterdammer van 12 augustus 2021 lees ik maar liefst twee recensies van boeken over de Universiteit Leiden.1 Met name het boek van Willem Otterspeer en meer specifiek de passages over de Universiteit Leiden gedurende de bezettingsjaren zijn interessant. Over de oorlog heeft hij eerder al het boek Het horzelnest geschreven. Maar het lijkt alsof deze geschiedenis niet helemaal compleet is. Wordt hier iets verzwegen? Of wordt hier de geschiedenis bewerkt (of worden bewust bepaalde feiten en omstandigheden vermeden) om het beeld van de universiteit in en kort na de oorlog fraaier voor te stellen dan het feitelijk was? De rel rond de dappere professor Cleveringa wordt (terecht) op een voetstuk geplaatst, veel bekende zaken worden uitvoerig en goed besproken, maar sommige minder bekende, onbekende of ongevallige informatie wordt onder het tapijt geveegd. De hoogleraar universiteitsgeschiedenis Otterspeer laat steekjes vallen of is hij misschien vrijwillig speelbal van de broodheer die de corporate identity van de Leidse universiteit vooral positief wil laten lijken? Wat is er aan de hand? Een reconstructie van een succesvol verborgen gebleven doofpotaffaire.

Voorjaar 2021 verscheen bij Uitgeverij Verbum van ondergetekende het boek Hou-Zee! Dreggen in de beerput van een nationaalsocialistische familie van Rob Pijpers. In dit boek schildert de auteur ‘een onthutsend en ontluisterend tijdsbeeld van het toenmalige Nederland en legt tevens de sociaalhistorische en psychologische wortels van de “fascistische mentaliteit” bloot,’ aldus de wervende flaptekst. Ook ging hij op zoek naar zijn familiegeschiedenis waaruit bleek dat zijn ouders en voorouders allemaal sterke NSB-sympathieën hadden. Ook Robs moeder Meta was een bevlogen aanhangster. Ze studeerde na de oorlog in Leiden bij strafrechtprofessor Jaap van Bemmelen. Meta was in de jaren 1952-1954 wetenschappelijk assistent van Van Bemmelen en bereidde een proefschrift over euthanasie voor. Ze werkte in het Snouck Hurgronjehuis op het adres Rapenburg 61. Dat is het epicentrum van de Leidse universiteit. Rob Pijpers ging op onderzoek uit en vond een hoop brandbaar materiaal. Het was geen toeval dat NSB’ster Meta het goed kon vinden met Van Bemmelen. Een korte passage van de auteur over Van Bemmelen:2

Ik citeer hieronder enkele stijlbloempjes uit hoofdstuk XIV getiteld ‘Ras, Nationaliteit en Kerkgenootschap’ met opbeurende tussenkopjes als ‘Criminaliteit van de negers in Amerika’, ‘Criminaliteit van de Joden’, ‘Verklaringshypothesen voor den aard en de ontwikkeling der Joodsche criminaliteit’ en ‘Rasvermenging in Nederland’: ‘Een ras wordt gekarakteriseerd door erfelijke eigenschappen. Behoort een bepaald individu eenmaal tot een ras, dan kan hij dit nooit meer veranderen. Het is zeker niet uitgesloten dat bepaalde raseigenschappen een verhoogde kans op conflicten met een bepaalde rechtsorde scheppen. In het bijzonder zal zulks het geval zijn, wanneer de op te volgen rechtsregels gemaakt zijn door menschen van een ander ras.’3

Over de gekleurde medemens noteert de auteur: ‘Niet alleen is de quantiteit der negercriminaliteit hooger, maar ook is deze qualitatief ernstiger. Juist de zware misdadigheid, diefstal, inbraak en roof, komen bij de negers veel meer voor dan bij de blanken. De verklaring dezer hoogere en zwaardere criminaliteit wordt gezocht in het feit, dat zij in alle opzichten bij blanken achterstaan. […] De vraag is, of daarnaast ook bepaalde raseigenschappen een rol spelen. Bonger zegt dat de milieuinvloeden van dien aard zijn, dat men a priori geen andere factoren behoeft aan te nemen. Inmiddels geeft hij zelf toe, dat tal van schrijvers gewezen hebben op de sensualiteit, het gebrek aan initiatief, de neiging tot goedkope opsmuk, de luiheid enz. van den Noord-Amerikaanschen neger. Dit alles behoeven echter nog geen aangeboren raseigenschappen te zijn. Het eenige, dat Bonger toegeeft is dat de neger waarschijnlijk minder intelligent is dan de blanke. Aangeboren intelligentie acht Bonger echter voor de criminaliteit “van geen of hoogstens van zeer secundaire beteekenis.” Deze laatste bewering van Bonger zou ik willen bestrijden. Hieronder zullen wij nog zien, hoe het geringere intellect wel degelijk van groot belang is voor en gepaard gaat met grootere criminaliteit.’4

Zijn Jóodse medeburgers worden als volgt getypeerd: ‘De criminaliteit der Joden wordt in bijna alle landen gemeten aan de criminaliteit van hen, die behooren tot de Joodsche kerkgenootschappen. De meeste schrijvers achten dit geen overwegend bezwaar, omdat zij, die tot een Joodsch kerkgenootschap behooren, op zeer enkele uitzonderingen na ook van joodschen bloede zijn. Dat is natuurlijk juist. Maar toch schuilt hier wel degelijk een bezwaar, daar het in het geheel niet onmogelijk zou zijn, dat de joodsche criminaliteit een veel ongunstiger beeld zou vertoonen, wanneer daarbij de criminaliteit werd opgeteld van hen, die, ofschoon niet meer tot een Joodsch kerkgenootschap behoorend, toch tot het Joodsche ras gerekend moeten worden.’5 En: ‘Het wil mij voorkomen dat de Joodsche criminaliteit in hoofdzaak wordt bepaald door raseigenschappen [cursivering door Van Bemmelen – R.P.].’6 […] ‘Niettegenstaande hun geldzucht zijn de Joden tevens vaker royaal en minder vaak gierig, juist zooals wij dit hieronder zullen aantreffen bij het nerveuze temperament. De combinatie geldzucht-royaliteit en de voorliefde voor groote plannen (die ook vaker bij Joden voorkomt dan bij den gemiddelden Nederlander) alsmede de neiging tot opsieren en overdrijven zijn evenzoovele aanleidingen tot oplichting. De voorliefde voor groote plannen en de royaliteit samen, zullen ook zeker bijdragen tot het vaker voorkomen van bankbreuk. Het eigenaardige karakter van de Joodsche criminaliteit is derhalve zeker niet in de eerste plaats uit het onder hen veel voorkomende koopmansberoep, maar vooral uit erfelijke raseigenschappen te verklaren.’7 […] ‘Op de Joodsche criminaliteit zal zeker ook invloed worden uitgeoefend door het feit, dat geestesstoringen bij hen meer voorkomen dan bij andere groepen.’8

In 1948 verscheen de tweede druk van Van Bemmelens Criminologie – Leerboek der misdaadkunde. Behalve een enkele ondergeschikte wijziging (zoals de toegevoegde alinea: ‘Merkwaardig is dat de vrouwlijke criminaliteit zoveel frequenter is bij de negers dan bij de blanken, in het bijzonder ook t.a.v. de geweldscriminaliteit.’9) is voornoemd hoofdstuk integraal herdrukt ten behoeve van de aankomende fine fleur der vaderlandse criminologen. Wel bevat de tweede druk uit 1948 deze bijzondere en wat mij betreft zeker voor meerderlei uitleg vatbare toegevoegde slotopmerking: ‘Met grote belangstelling moge het verdere verloop van de Joodse criminaliteit na de laatste wereldoorlog worden tegemoet gezien. De afschuwelijke uitroeiing van een belangrijk deel van de Joodse bevolkingsgroep zal ongetwijfeld invloed hebben op de criminaliteitscijfers van hen die overbleven.’10

Dit is slechts een kort citaat uit Hou-Zee! over de Duitsgezinde hoogleraar die het zelfs bracht tot rector magnificus van de Universiteit Leiden. Rob Pijpers legt ook de familiebanden van Van Bemmelen bloot. Ook deze analyse wijst in de richting van een hoogleraar die zich wel heel graag wilde aanpassen aan het Duitse gezag. Gevreesd moet worden dat de informatie die in Hou-Zee! blootgelegd is slechts het topje van de ijsberg is. Er is veel meer. Zelfs W.F. Hermans maakt zich in 1963 boos over het boek van Van Bemmelen, maar tevergeefs.11

Het boek van Rob Pijpers maakt duidelijk dat de Universiteit Leiden meerdere tegenpolen herbergde, zelfs tegenpolen binnen de vakgroep Rechten. Aan de ene kant hebben we Cleveringa met zijn moedige optreden en aan de andere kant zien we Van Bemmelen die antisemitisch en Duitsgezind was.12 Na de oorlog was er nog een florerende carrière voor aanpassingskunstenaar Van Bemmelen weggelegd in Leiden en kon hij tot in de jaren zestig de Leidse rechtenstudenten opvoeden in een verwerpelijke antisemitische rassenleer en dito strafrechtelijke wanpercepties. Maar Van Bemmelen is uit de annalen verdwenen, sterker nog, nooit in de annalen voorgekomen als Leidse ‘vriend van de beweging’.

Er is een speciale leerstoel genoemd naar Cleveringa en dat moet uitstralen: ‘Kijk eens, wij waren goed in de oorlog.’ Van Bemmelen is vergeten en verdient geen prominente plek onder de zon meer. Is het niet beter dat een universiteit transparant is en beide kanten van de medaille laat zien? Naast de Cleveringa-stoel zou er als tegenhanger ook een ‘Van Bemmelen-schandpaal’ moeten komen, als waarschuwing tegen hoogst dubieuze meelopers die achter de schermen veel schade berokkenen.13

Of kletst Rob Pijpers maar een beetje uit zijn nek? Daarover spreekt Mein Kampf-vertaler Mario Molegraaf klare taal in zijn recensie van het opstel in de Haagse weekkrant Den Haag Centraal: ‘We weten het natuurlijk: aan de goede kant staat men zich achteraf te verdringen, aan de slechte kant blijft het leeg. Daarom is dit boek, één grote beerput met 402 voetnoten, zo’n moedige onderneming. […] Ja, deze ontwrichtende familiekroniek moest worden geschreven.’14

Reacties kunt u sturen naar: g.vanboom@verbum.nl

 

Voetnoten

1 ‘Intellectuele beul’ van Pieter van Os over De glazen toren: De Leidse universiteit 1970-2020, Prometheus, 2021 van Pieter Slaman en ‘Een behouden huis’ van Chris van der Heijden over Groepsportret met dame: De strategie van de aanpassing – de Leidse universiteit 1876-1975, Prometheus, 2021 van Willem Otterspeer.

2 Zie voor een volledige beschrijving van Meta en Jaap van Bemmelen de pagina’s 133 t/m 147 van Hou-Zee! van Rob Pijpers.

3 Mr. J.M. van Bemmelen [Jaap van Bemmelen], Criminologie – Leerboek der misdaadkunde (Zwolle, 1942), blz. 185.

4 Ibidem, blz. 188-189.

5 Ibidem, blz. 189.

6 Ibidem, blz. 190.

7 Ibidem, blz. 193.

8 Ibidem, blz. 195.

9 J.M. van Bemmelen, Criminologie – Leerboek der misdaadkunde, tweede druk (Zwolle, 1948), blz. 218.

10 Ibidem, blz. 225.

11 ‘Het boek van Van Bemmelen’, van W.F. Hermans in: Het Parool, 4 oktober 1963, pag. 5. Dit artikel is opgenomen in W.F. Hermans, deel 21 van Volledige Werken, Ongebundeld Werk 1952-1979, pag. 296-299.

12 Natuurlijk kennen we ook de NSB’er Jaap Schrieke, hoogleraar Indisch Recht in Leiden, die door Generalkommissar Friedrich Wimmer in 1942 benoemd werd tot secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie. Na de oorlog werd Schrieke in eerste instantie ter dood veroordeeld. Dit vonnis werd later omgezet in een gevangenisstraf van twintig jaar. Hij werd in 1955 om medische redenen vervroegd in vrijheid gesteld.

13 Naast de ‘Van Bemmelen-schandpaal’ zou er dan ook een ‘Schrieke-galg’ langs het Leidse Galgewater moeten komen.

14 Den Haag Centraal van 19 augustus 2021, jaargang 15 nummer 731.

Gepost op

Primo Levi na God

Primo Levi na God

Verhalen van een nieuwe Bijbel

Joyce Rondaij

Hoe kan je schrijven over de mens en God na Auschwitz? Het ‘na’ in de titel verwijst naar het verlies dat Auschwitz veroorzaakte en de uitdaging die het betekende voor het denken over de mens en God, zowel in het werk van de Italiaans-Joodse scheikundige en schrijver Primo Levi, als in de theologie en filosofie. Het boek focust op drie thema’s: onrechtvaardig lijden, chaos en schepping, en goed en kwaad. Het toont aan hoe Levi schreef over de mens en God na Auschwitz, en hoe zijn representaties theologisch gelezen kunnen worden ‘na God’. Daarvoor brengt Rondaij Levi’s werk in gesprek met denkers als Richard Kearney, Immanuel Levinas en Catherine Keller.

Levi’s werk laat het belang zien van religieuze teksten om het verhaal van de mens te vertellen. Hij transformeert deze teksten, en geeft ze nieuwe betekenissen in nieuwe contexten. Hiermee zet hij de religieuze taal in voor een van de functies die zij altijd heeft gehad: betekenisverlening aan het zo complexe menselijk bestaan.

Bekijk hier het inkijkexemplaar

 24.95Boek bestellen

 

 7.95Boek bestellen