Gepost op

Brief aan de Volkskrant – 29 februari 2016

Brief aan de Volkskrant

Geachte heer Van Walsum, Beste Sander,

U heeft mij een slechte kerst bezorgd. Ik was knock-out. Helemaal van de kaart. U heeft mij ontmaskerd als een nutteloze producent van waardeloos bedrukt papier waar niemand op zit te wachten. Misschien heb ik mij wel strafbaar gemaakt aan een milieudelict? Vieze inkt gebruikt en kostbaar papier verspilt? Wie zal het zeggen? Het heeft even geduurd voordat ik weer enigszins bij mijn positieven was en u deze reactie kon sturen. Ik ben er weer!

Waar gaat het om?

Op 24 december 2015 heeft u in De Volkskrant een artikel geschreven met de titel: ‘Er wordt te veel geschreven over de oorlog’. U schrijft: ‘Ook na zeventig jaar na de Tweede Wereldoorlog verschijnen er nog volop boeken over die tijd. Te vaak is dat meer van hetzelfde.’ Mijn eerste reactie was natuurlijk een van verontwaardiging, maar na enige dagen van overpeinzing kwam ik tot de conclusie dat u gelijk heeft. Ik ben schuldig, ik beken, mea culpa.

Ik ben dan wel niet de auteur die een nutteloos boek heeft geschreven maar een uitgever die de schampere illusie heeft dat hij nog wat kan bijdragen aan het historisch debat of aan de geschiedschrijving. Wat een arrogantie van mij! Wat een kolossale misrekening van mij! Ik bied u hiervoor mijn oprechte excuses aan.

Laat ik mezelf even voorstellen. Dat leest voor u misschien wat makkelijker. Ik ben Gerton van Boom en uitgever-eigenaar van Uitgeverij Verbum. Ik geef sinds 2005 met name boeken uit in de reeks Verbum Holocaust Bibliotheek. In tien jaar tijd heb ik meer dan veertig boeken uitgegeven, dus gemiddeld vier per jaar. Waarschijnlijk kent u de uitgeverij en deze boeken niet. Dat is alvast het eerste bewijs van uw stelling, zult u denken. Ook daar heeft u gelijk in. Touché!

Ik ben het dus helemaal met u eens, of toch ook weer niet helemaal. U heeft getracht een evenwichtig artikel te schrijven, hoewel u spreekt van het ‘Gij zult herdenken-gebod’ als een hedendaagse bezweringsformule. Het lijkt erop dat u het een beetje zat bent. U heeft het nu wel gezien, toch. Maar u bijt nog niet door. Bang waarschijnlijk dat u de geveinsde verontwaardiging over u heen krijgt. U maakt vervolgens een uitstapje naar onze masochistische buren die zichzelf maar als een ‘volk van daders’ blijven neerzetten. Vervolgens concludeert u dat wij er ook wat van kunnen met al onze oorlogsmonumenten van na 2000 en getuige de ongebreidelde boekenstroom die onterecht als een essentiële aanvulling op de bestaande geschiedschrijving wordt gepresenteerd. U blijft netjes en vraagt zich af of een deel van deze boeken wel iets toevoegt aan ‘dit genre’. Is veel niet onderhand te veel geworden? Goede vraag. En wat is het antwoord? Wat is de analyse? Ja, het is te veel van hetzelfde. Het déjà vu-gevoel dringt zich vaak op. Arjeh Kalmann, de auteur van Leef gelukkig, huldigt een discutabele opvatting dat elk egodocument van elke getuige van de oorlog per definitie belangwekkend is. Ja, u bijt nu wel een beetje meer door. De scherpe tandjes beginnen pijn te doen. U eist dat elk boek over de oorlog iets nieuws toevoegt en in ieder geval u niet een déjà vu-gevoel geeft. Het huidige aanbod dringt dat gevoel onwillekeurig op. Gelukkig geeft u ook enige guidance voor de goede boeken. Dat is wel prettig. Als nieuwe bronnen aangeboord worden kan het misschien wel goed komen, maar dat alleen is niet voldoende. Het gaat om de kwaliteit van de boeken. En u weet het: goede boeken zijn schaars en al die slechte boeken vergroten de kennis van de oorlog niet en maken ons niet ontvankelijker voor de vredesboodschap die aan de oorlog verbonden wordt. Boem! Knock-out!

U heeft gelijk! Dat meen ik oprecht. Ik heb het daarbij niet over andere, maar over de boeken die ik uitgeef. Ik heb altijd een gehandeld als de sukkel Arjeh Kalmann. Elke getuigenis verdient een voetstuk. Maar eerst nog even wat anders: Hoe komt dat toch? Dat er nog steeds zo veel, of zelfs wel steeds meer boeken over de Tweede Wereldoorlog geschreven en uitgebracht worden? U stelt deze wezenlijke vraag niet! Waarom stelt u deze vraag niet? Is er geen economische realiteit waarbij de vraag een bepaald aanbod oproept? Of bent u van mening dat dit onderwerp u aanbodgedreven wordt opgedrongen? De afnemende historische sensitiviteit, waar u het over heeft, werkt tot nu toe niet bij de Tweede Wereldoorlog. Is het niet interessant om deze vraag te stellen? Zou dat geen nieuw inzicht geven? We krijgen niet meer begrip voor de daders van de Holocaust. Integendeel, onze verontwaardiging groeit nog steeds. Het aantal bezoekers van Herinneringscentrum Kamp Westerbork en Nationaal Monument Kamp Vught neemt elk jaar toe. Holocaust Memorial Day op 27 januari wint jaarlijks aan belang. Het Nederlands Auschwitz Comité heeft het initiatief genomen om een indrukwekkende namenwand in het Wertheimpark te bouwen waar jaarlijks honderdduizenden bezoekers de slachtoffers van de Holocaust kunnen herdenken. Er komt om de hoek een nieuw Holocaust museum tegenover de Hollandse Schouwburg in de voormalige crèche van waaruit veel slachtoffertjes gered zijn. Het wordt al de Holocaust-driehoek genoemd (Wertheimpark, Hollandsche Schouwburg, Verzetsmuseum). Het Anne Frankhuis kan de immense stroom bezoekers bijna niet meer aan. We struikelen overal in het land over de Stolpersteine. Wat is er toch met ons aan de hand? Waarom willen wij deze masochistische zelfconfrontatie intensiveren? Waarom stelt u deze vraag niet? Stelt u wel de goede vragen? Wilt u wel de goede vragen stellen?

Maar goed, u heeft wel gelijk. Er verschijnen veel boeken die de loop van geschiedschrijving niet zullen veranderen. Zo heb ik enkele weken geleden het boek Over leven van Ernst Verduin uitgegeven. Deel 41 van de reeks. Voorwoord van Gerdi Verbeet, natuurlijk. Die kende Ernst van de herdenking in Auschwitz-Birkenau, waar Ernst de koning en de koningin heeft rondgeleid en minister-president Rutte nog wat geschiedenisles gegeven heeft. De boekpresentatie was op zijn oude school, Het Baarnsch Lyceum, meer dan 250 man. De aula puilde uit. Iets nieuws? Nee, ik denk het niet. Gewoon verraden, opgepakt, Vught, Westerbork, Auschwitz-Monowitz, Buchenwald en daarna weer lekker naar huis. Ja, wel alles kwijt. Alleen zijn moeder kwam nog terug uit Ravensbrück via Zweden. Hij heeft de oorlog overleefd, maar hoe overleefde hij de oorlog? Geeuw! Déjà vu. U heeft gelijk. Ernst Verduin vertelt al twintig jaar in alle klaslokalen in Nederland hoe het in de oorlog ging. Veel aanvragen voor een lezing kan hij niet meer aan. Niet omdat hij te oud is geworden (nu 88), maar omdat het er te veel worden.

Wat moet ik nou zeggen als Ernst Verduin of een medeslachtoffers aan mij vraagt of ik zijn levensverhaal wil uitgeven? Nee, mijnheer Verduin, dat doe ik niet, de heer Van Walsum wordt er moe van. Hij heeft al een keer zo’n boek van iemand als u gelezen. U bent niet echt boeiend. U bent geen nieuwe bron, u bent oude wijn, misschien nog wel in een nieuwe zak, maar dat is onvoldoende voor de heer Van Walsum. Ja, ik weet dat veel mensen uw verhaal verschrikkelijk vinden en dat het heel knap is van u, hoe u zich door de kampen en de rest van u leven geworsteld heeft, maar dat rechtvaardigt nog geen platform. Dat rechtvaardigt al helemaal geen boek, mijnheer Verduin. Nee, ook al die overleden onschuldige slachtoffers niet. Gaat u rustig in een bejaardenhuis zitten en laat de geschiedenis aan de nieuwe bronnenonderzoekers over. Wij bedanken u voor uw komst!

Mijn excuses, mijnheer Van Walsum, dat was lullig van mij. Dat had ik allemaal niet moeten schrijven. Ik weet heel goed dat u het goed bedoeld heeft. U wilde een discussie starten. Als roeptoetertje ergens aan een belletje trekken, hard weg rennen en kijken wat er gebeurt.

Als ik met mensen als Ernst Verduin spreek, dan moet ik altijd aan het essay ‘Wrok’ van Jean Améry denken. Hij schrijft dat slachtoffers de taak hebben de wond open te houden om ervan verzekerd te zijn dat de daders de afgrondelijke waarheid van hun daden onder ogen zien en erkennen. Alleen die erkenning kan hem terugbrengen in de samenleving die de vervolging met zich heeft meegebracht. Alleen die erkenning maakt een met anderen gedeelde wereld mogelijk (zie Colet van de Ven, Het kwaad en ik, pagina 192).

Ja, ik vrees dat deel 42 er ook gaat komen.

Met vriendelijke groet,

Gerton van Boom